Nieuw bewijsrecht: Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht
Per 1 januari 2025 trad het nieuwe bewijsrecht in werking, kamerstuk 35498, staatsblad 2024,62.
Met dit wetsvoorstel wordt het bewijsrecht in civiele procedures gemoderniseerd en efficiënter en effectiever gemaakt. Bewijsrecht regelt wanneer en hoe partijen in een civiele procedure bewijs mogen of moeten leveren van de feiten die door partijen worden gebruikt ter onderbouwing van hun vordering of verweer.
Informatievergaring en bewijsverzameling:
Het voorstel vult de waarheids- en volledigheidsplicht aan waardoor er meer nadruk gelegd wordt op de informatievergaring en bewijsverzameling voorafgaand aan de procedure.
De rol van de rechter bij waarheidsvinding:
Daarnaast wordt de rol van de rechter bij de waarheidsvinding verduidelijkt. Zo krijgt hij de bevoegdheid om binnen de grenzen van de rechtsstrijd met partijen de feitelijke grondslag van hun vordering, verzoek of verweer te bespreken.
En verder:
Ten slotte wordt het inzagerecht opgenomen in de wettelijke regeling van de bewijsmiddelen, worden de voorlopige bewijsverrichtingen samengevoegd tot één verzoek, het proces-verbaal van constateringen als bewijsmiddel toegevoegd en voorziet het voorstel in de mogelijkheid van het leggen van conservatoir bewijsbeslag.
Het nieuwe bewijsrecht geldt (artikel X11A) niet voor zaken die voor 1 januari 2025 aanhangig zijn gemaakt, lees is gedagvaard.
