Minderjarig en zwanger, wat moet ik doen?

Ik ben net 17 en zwanger. De vader van de baby is 18 jaar. Wij staan niet meer op goede voet met elkaar, maar hij wil onze baby wel erkennen. Hoe zit dat met gezag en voogdij en is erkenning verstandig?

Omdat jij minderjarig bent, kan jij nog geen gezag uitoefenen over de baby. Als de vader met jouw toestemming de baby erkent heeft hij direct gezag. En omdat hij dan de enige ouder is met gezag, mag hij bepalen waar de baby woont en alle belangrijke beslissingen voor de baby nemen. Je zou een overeenkomst kunnen sluiten waarin jullie opnemen dat de baby bij jou blijft wonen en hij geen beslissingen over de baby neemt zonder jou. In dat geval kan je hem daarna de baby laten erkennen. Als er geen ouder met gezag is, dan zal de kinderbescherming een ondertoezichtstelling vragen bij de rechter. Dan krijgt een Gecertificeerde instelling (GI) de voogdij over jullie baby. En die voogdij stopt niet als jij meerderjarig bent. Het is maar de vraag of je dat wil. In ieder geval adviseer ik jou om zo spoedig mogelijk een beslissing van de rechter te krijgen waarin jij meerderjarig wordt verklaard. Deze procedure duurt wel een paar maanden. Maar bij toewijzing heb je ook direct gezag over jullie baby. Gezag is belangrijk omdat bij een baby al snel gezagsbeslissingen genomen moeten worden, zoals de vaccinaties.

 

Ingrid Maste
Hillen van Tol
Advocaten Mediators

Geen afloscapaciteit, toch finale kwijting?

Het verhaal

Betreffende woonde vanwege dakloosheid tussen 2016 en 2020 in zijn auto. Om ‘s nachts warm te blijven moest de motor draaien, en daarvoor tankte hij regelmatig zonder te betalen. Tankstations, maar ook andere bedrijven, staan daardoor op zijn schuldenlijst.  Er was in zijn leven sprake van psychische problemen en van gokverslaving. Meneer heeft sinds 2023 budgetbeheer en meldde zich aan voor begeleiding vanwege zijn verslavingsproblematiek.

Meneer ontvangt inmiddels een bijstandsuitkering en heeft een huurwoning. De gemeente stelde hem vanwege zijn psychische en fysieke beperkingen vrij van de sollicitatieplicht. Een officiële medisch onderbouwde vrijstelling is aangevraagd.  De schulden bedragen ruim 22.000 euro. Aan de schuldeisers liet de hulpverlener zien dat zijn client op basis van zijn bijstandsuitkering en met inachtneming van het vtlb geen afloscapaciteit over heeft.

De schuldeisers die recht hadden op 49 % van het schuldbedrag gingen akkoord met het nulaanbod. Dertien andere schuldeisers, die samen recht hebben op 51 % van het schuldbedrag, gingen niet akkoord. Daarop vroeg de hulpverlener een dwangakkoord aan.  ‘Zijn inkomen ligt onder zijn vrij te laten bedrag’, schrijft de hulpverlener in de toelichting op het dwangakkoord. Verder vermogen is er niet.

Gezien de huidige situatie van meneer is de verwachting dat ‘zijn inkomen gedurende de gehele schuldregeling waarschijnlijk beperkt blijft tot het niveau van de bijstandsuitkering.’  De rechtbank Den Haag heeft toekenning verleend op het verzoek van een dwangakkoord zonder afloscapaciteit.

Rechter: Wsnp is duurder 

De rechter woog de belangen af van meneer en van de schuldeisers, en oordeelde dat de weigering van de 13 schuldeisers onredelijk is. Hij kende het dwangakkoord toe met deze motivatie:

  • Dat er voor 51 % van de schuld een akkoord geweigerd wordt, geeft aan dat de weigering niet meteen als ‘onredelijk’ is te kwalificeren. Maar de wet blokkeert de mogelijkheid niet om ook bij zo’n verhouding een dwangakkoord toe te kennen.
  • Doorstromen naar de Wsnp levert geen hogere opbrengst op maar kost de maatschappij wel meer geld, vanwege de kosten van een Wsnp-traject
  • Volgens de schuldeisers zijn de schulden niet te goeder trouw ontstaan. De rechter noemt dat argument voor deze zaak ‘niet van doorslaggevende betekenis’. Bovendien zijn de betreffende schulden langer dan 3 jaar geleden ontstaan, dus de ‘goede trouw’- toets is formeel niet van toepassing.

De uitspraak is op maandag 28 oktober 2024 gedaan, de betrokken schuldeisers hebben nog tot 5 november de mogelijkheid in hoger beroep te gaan.

Klik hier om het volledige artikel te lezen.

bestelknop bij webshops misleidend?

De “plaats bestelling-knop” bij webshops

Door: mr. Gérard Koopal, lid NVRA, senior jurist Wetswinkel Almere

 

Recentelijk (4 oktober) heeft de Hoge Raad der Nederlanden een uitspraak gedaan over het kopen op een webshop door een consument en hoe duidelijk het voor de koper in spé moet zijn dat hij/zij daarmee een betalingsverplichting aangaat.

Voor wie de zaak niet kent enige uitleg:

  • Het gaat hier om een “koop op afstand”-zaak, of in simpele bewoordingen, een koop via een webshop op internet.
  • Het betreft hier een consument.
  • De (weder)verkoper is een professionele verkoper die dit doet uit hoofde van zijn beroep/bedrijf
  • Het consumentenrecht is van toepassing.
  • De Hoge Raad is het hoogste rechtsprekende orgaan in Nederland.

In deze zaak was de internetverkoper Bol.com (een professionele verkoper en onderdeel van Ahold Delhaize) waar een consument in 2022 een aankoop via de webshop had gedaan en op de knop “bestellen” had geklikt waarmee de koop een feit was. Althans dat zou duidelijk moeten zijn voor iedereen met een beetje verstand. (Details van deze zaak laat ik voor de begrijpelijkheid en eenvoud achterwege.)

Wat echter volgde waren meerdere rechtszaken voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad (HR) omdat de koper van mening was dat hij niets had gekocht omdat het hem/haar niet duidelijk was dat met het klikken op de knop “bestellen” er een plicht tot afnemen en betalen voor hem/haar aan vast zat. (Zie ook de publicaties in Prg. 2024/223 en Prg. 2024/224)

De zaak werd uiteindelijk voorgelegd aan de HR die vond dat de consument beschermd diende te worden, zelfs tegen zichzelf(!), door webshops te verplichten de bestelknop aan te passen in die zin dat het voor de klant zonder twijfel en direct duidelijk moet zijn dat hij/zij na het klikken op de bestelknop een koop heeft gedaan en moet betalen. (Uiteraard moet dat vooraf duidelijk zijn.)

Blijkbaar heeft de HR gemeend dat webshops hun klanten vooraf beter moeten informeren over hun verplichtingen die ze aangaan indien ze op een bestelknop klikken.

Deze uitspraak heeft echter nogal wat stof doen opwaaien. Niet alleen webshops, maar ook veel mensen in de juridische wereld, hebben zich afgevraagd of de HR hiermee niet te betuttelend en overtrokken is geweest ten opzichte van consumenten en webshops. Door deze uitspraak worden mensen nu op het verkeerde been gezet door te denken dat ze alsnog hun gelijk kunnen halen. Bovendien heeft de consument bij een koop op afstand (van een professionele verkoper) het wettelijke recht om binnen 14 dagen na aankoop de bestelling zonder vragen te annuleren. Mocht je dus al een aankoop hebben gedaan waarvan je spijt krijgt dan kun je daar weer vanaf. De uitspraak is dus op zijn minst eigenaardig en eigenlijk overbodig te noemen.

Het is verder nogal naïef om te denken dat als je op een knop “bestellen” klikt, je geen betalingsverplichtingen hebt of te denken dat je niet besteld hebt maar een reservering hebt geplaatst. Ieder weldenkend mens weet dat als je iets koopt, dat je moet betalen. Als je in de winkel een artikel uit een schap haalt en naar de kassa gaat, weet je toch ook dat je betalen moet als het je wilt hebben?

Inmiddels heeft Bol.com de knop aangepast, vooruitlopend op de uitspraak van de HR. Er staat nu duidelijk “bestellen en betalen”.

Iedereen die dus denkt daarmee een recente aankoop op een webshop ongedaan te kunnen maken is dus te laat.

 

Wetsartikelen: 6:230 ev., 7:5 BW, art. 237 Rv

De HR-uitspraak is te vinden onder nummer: ECLI:NL:HR:2024:1366 Hoge Raad 4 oktober 2024

Advocaat met subsidie van de overheid?

De laagste inkomens krijgen een advocaat met subsidie van de overheid, de hoogste huren er zelf een in. Maar veel van de 1,3 miljoen huishoudens met een inkomen net boven de subsidiegrens kunnen geen dure advocaat betalen. Zij zijn afhankelijk van vrijwilligers die deze zwakke plek van de rechtsstaat stutten.

Uit Vrij Nederland met behulp van de Wetswinkel Almere. Artikel Vrij Nederland

De Regelrechter

Er komt een nieuwe regelrechter aan. Begin 2025 kunnen Nederlanders eenvoudige zaken aanhangig maken via deze nieuwe, laagdrempelige vorm van rechtspraak, waarvan de projectnaam lange tijd ‘nabijheidsrechter’ luidde. Anders dan bij andere eenvoudige civiele procedures kan dat dan ook zonder dat de wederpartij ermee instemt. Een gezonde ontwikkeling, of een risico voor de rechtszekerheid in Nederland?

Lees hier verder

Alimentatie betalen op kinderrekening of aan moeder?

In ons ouderschapsplan hebben wij afgesproken dat de kinderalimentatie op een kinderrekening moet worden overgemaakt en dat beide ouders hiervan uitgaven voor de kinderen mogen doen, na overleg. Mijn ex-man betaalt ook zijn eigen uitgaven hiervan en er is onvoldoende over voor de kinderen. Er is steeds ruzie over. Kan ik eisen dat de alimentatie alsnog op mijn rekening wordt overgemaakt?

 

Kinderrekeningen werken alleen als beide ouders elkaar kunnen vertrouwen en zij goed communiceren. Als het geld voor andere doeleinden wordt gebruikt, werkt het zeker niet. Ook niet als er geen overleg is, zodat een ouder mis grijpt als er noodzakelijke kosten voor de kinderen moeten worden voldaan. Als een kinderrekening vaak tot vervelende discussies leidt en een ouder stress oplevert is de wettelijke basis dat de alimentatie wordt betaald aan de ouder waar de kinderen hoofdverblijf hebben. Er is geen wettelijke basis voor verplicht gebruik van een kinderrekening. Als de andere ouder uitgaven doet van zijn eigen rekening voor verblijf overstijgende kosten (zoals fiets of kleding), mag dat niet worden gecompenseerd met de kinderalimentatie. Tenzij hiervoor toestemming is gegeven. Weigert jouw ex de alimentatie op jouw rekening te betalen, dan kan je de rechter vragen om een beslissing óf je boekt maandelijks het volledige bedrag direct na storting naar jouw eigen rekening. Als jouw ex dan niet meer betaalt, zal je toch de rechter moeten inschakelen om betaling op jouw rekening te vorderen.

 

Hillen van Tol
Advocaten Mediators

Ingrid Maste

Mag neuroloog medische gegevens delen?

Uit onze praktijk

De neuroloog van het Flevoziekenhuis heeft zonder melding vooraf DAT het een mogelijkheid was, gegevens betreffende mijn rijvaardigheid doorgegeven aan het RIVD. Ik kreeg dit vandaag, bij het gesprek met de internist te horen DAT het reeds was doorgegeven: Ik zou NU al niet meer mogen rijden. Er is toch iets als een medisch geheim? Ik heb hier geen toestemming voor gegeven. Ik had indien nodig, maar zeker en eventueel na een 2nd opinion zelf die melding gegeven. ALS ik daarvoor de gegevens had gekregen. Die heb ik ook nu nog niet…
Wat kan ik nu nog doen?

Deze cliënt wilde zijn rijbewijs laten verlengen en moest hiervoor een rijbewijskeuring (75+) doen. Bij de neuroloog werden er een aantal korte testen en onderzoeken uitgevoerd. De testresultaten bleken behoorlijk laag te zijn, waarna de neuroloog een melding deed bij het CBR. In beginsel verbrak de neuroloog daarmee zijn beroepsgeheim, maar in sommige gevallen is dat rechtmatig:
Als een behandelend arts een patiënt heeft die in zijn ogen niet geschikt is voor het besturen van een motorvoertuig of er een wijziging van de gezondheidstoestand is, kan deze arts een vermoeden van ongeschiktheid melden bij de directeur van het CBR.
Wanneer de arts deze melding verstuurd, verbreekt hij zijn beroepsgeheim. Hierover staat in de KNMG richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ het volgende: “Heeft een arts informatie over een patiënt die hij vanwege zijn beroepsgeheim niet mag prijsgeven, maar komt hierdoor een ander concreet belang in het gedrang? Dan kan hij in een ‘conflict van plichten’ komen. In dat geval kan hij besluiten het beroepsgeheim te doorbreken.”
Ook heeft de KNMG in het verleden 5 cumulatieve criteria opgesteld als hulpmiddel voor artsen bij het besluit om het beroepsgeheim wel of niet te doorbreken: alles is gedaan om toestemming te krijgen, er is geen andere weg, er dreigt schade voor derden, doorbreken beperkt de schade, de arts is in gewetensnood.
In bepaalde situaties mag een arts dus zijn beroepsgeheim doorbreken.

 

Stichting Wetswinkel Almere

Odessa Mamber
Aankomend jurist

Is fatbike met gashendel gelijk aan motorvoertuig?

Door: Mr. Gérard Koopal

Een probleem wat tegenwoordig steeds vaker voorkomt is een jonge bestuurder op een opgevoerde fatbike die al dan niet van een gashendel is voorzien en daardoor zelfstandig, zonder te trappen, zich kan voortbewegen of harder kan rijden dan is toegestaan (25 km.), om als elektrische fiets met trapondersteuning te kunnen worden gezien.

Het opvoeren van een elektrische fiets dan wel fatbike is meestal niet erg moeilijk en wordt door jonge bestuurders onder de 16 jaar graag gedaan. Hiermee worden deze fietsen niet meer als goedgekeurd beschouwd en dat kan consequenties hebben. Vooral jonge bestuurders van deze vehikels zijn zich niet bewust wat dit betekent als er een ongeluk plaats vindt. Voor (goedgekeurde en toegelaten) pedeleks, snorfietsen en brommers moet je 16 jaar zijn en heb je een rijbewijs, een verzekering en een helm voor de bestuurder en bijrijder nodig als wettelijke verplichting.

Voor elektrische trap ondersteunende fietsen gelden al deze verplichtingen niet. Dat wordt echter anders als de fiets wordt opgevoerd en/of van een gashendel wordt voorzien. Daardoor wordt de fiets gezien als een motorvoertuig.

In onderstaande zaak komen al deze aspecten naar voren.

Een 11-jarige op een fatbike botst tegen een rijdende bestelauto die beschadigt raakt. De eigenaar van de bestelauto daagt de ouders van de fatbike voor de rechter om schadevergoeding.

De kantonrechter stelt dat de veroorzaker (11 jaar) nog geen 14 jaar oud is en dus is een onrechtmatige daad niet aan hem toe te rekenen. Daarom worden de ouders aansprakelijk gesteld.

Voor de vraag of de schade dient te worden vergoed is van belang of het voertuig is aan te merken als een motorvoertuig. De ouders stellen dat de fiets op de Nederlandse markt wordt verkocht met een gedeactiveerde gashendel zodat deze als een fiets met trapondersteuning wordt beschouwd. De rechter gaat hierin mee zodat de reflexwerking van art. 185 WVW niet van toepassing is en de ouders niet aansprakelijk zijn voor de schade op dit vlak.

Tevens wordt gekeken of de fiets harder reed dan 25 kilometer. Dat is niet vast komen te staan. Wel heeft de bestuurder een verkeersfout gemaakt maar deze niet opzettelijk of met bewuste roekeloosheid gemaakt.

Eiser kon ook geen beroep op overmacht doen zodat de schade aan zijn auto in beginsel voor een deel voor eigen rekening komt.

Voor het gedeelte van de schadevergoeding aan de eiser maakt de rechter een causaliteitsafweging (oorzaak en gevolg) en een eventuele billijkheidsregel. Een causaliteit van 80% vindt de rechter redelijk maar door toepassing van een billijkheidscorrectie blijft daar nog maar 50% van over.

De jeugdige bestuurder (11 jaar) komt er hier nog goed vanaf maar bij een gelijke zaak kan dat heel anders aflopen! De ouders moeten dus 50% van de schade aan de eiser betalen.

Dus 14 jaar of ouder (maar ook jonger!) en een opgevoerde fatbike met of zonder gashendel? Je bent niet verzekerd en als je een ongeluk krijgt kan dit jouw en je ouders een hoop geld kosten!

Mr. Gérard Koopal
senior jurist

Recht op omgang met kleinkinderen?

Jarenlang ben ik twee dagen per maand oppas oma geweest voor onze kleinkinderen. Nu onze zoon is gescheiden, zie ik ze nog maar zelden omdat hun moeder ze naar de kinderopvang brengt. Ik mis ze heel erg. Heb ik recht op een omgangsregeling?

 

Kinderen hebben recht op omgang met hun eigen ouders. En ook met andere mensen met wie zij in een nauwe persoonlijke betrekking staan. Je zou denken dat opa’s en oma’s dat per definitie zijn, maar dat is niet zo. Volgens het recht moet je dan kijken of er sprake is van een meer dan normale band tussen opa/oma en de kleinkinderen. Oftewel: ze moeten een tijd bij jullie hebben gewoond of je moet vaker dan normaal hebben opgepast. Bij dat laatste geldt dat deze meer is dan het gebruikelijke contact tussen opa/oma en kleinkinderen. En dat is vaak niet het geval. Niet alleen is dat voor opa/oma jammer, maar ook voor de kleinkinderen. Opa’s en oma’s vervullen vaak een bijzondere rol in de opvoeding van kleinkinderen en jullie vormen een deel van hun afstamming. Bij twee dagen in de maand oppassen verwacht ik niet dat er sprake is van een “nauwe persoonlijke betrekking” die recht op omgang geeft. Ook al zijn jullie nog zo dol op elkaar. Probeer daarom op goede voet met jullie zoon en ex-schoondochter te blijven. Dan is contact makkelijker te regelen.

 

Ingrid Maste
Hillen van Tol
Advocaten Mediators

Gedragsaanwijzing voor overlast bezorgende huurder

Gedragsaanwijzing voor overlast bezorgende huurder

(Art. 3:296, 6:231, 6:265, 7:201, BW; art. 237, 254, 611a Rv)

 

Een vrouwelijke huurder die huurt van een woningstichting veroorzaakt in de nabije omgeving veel overlast door te schreeuwen, krijsen en luide muziek te spelen. Tevens klagen omwonenden dat de huurder mensen in buurt bespioneert en fotografeert, hetgeen zij als een aantasting van hun privacy zien.

De huurder verdedigde zich met te stellen dat zij gepest wordt en dat haar gedrag daarop een reactie is. Inmiddels zijn meerdere buren van de overlast bezorgende huurster verhuisd vanwege het gedrag van hun buurvrouw. De verhuurder schakelt woonbegeleiding in maar dit biedt geen soelaas. Daarop komt de verhuurder met de huurster een gedragsaanwijzing overeen. De huurster weigert echter medewerking daaraan te verlenen.

De woningstichting daagt de huurder voor de kantonrechter en eist een gedragsaanwijzing en nakoming daarvan om zich als een goed huurder te gedragen met daaraan gekoppeld een dwangsom van € 100,00 per dag indien zij zich daaraan niet houdt. Grondslag daarvoor is dat de huurder tekortschiet in de verplichting zich als goed huurder te gedragen.

De rechter is dezelfde mening toegedaan en oordeelt dat de huurster zich als goed huurder dient te gedragen, ook als de buren haar zouden pesten. Zij moet zich derhalve onthouden van het veroorzaken van overlast en het (af)reageren op buren. De rechter stelt tevens vast dat de woningstichting meermaals heeft getracht haar gedrag te laten aanpassen en dat de buren steevast voorzichtig moeten handelen om de huurster niet te ontstemmen en dat meerdere buren om haar zijn verhuisd.

Op grond van bovenstaande acht de kantonrechter het gepast dat de gedragsaanwijzing een aangewezen middel is om tegen de overlast van de huurster op te treden en wordt de eis van de woningstichting toegewezen.

(Deze uitspraak is gepubliceerd in de Prg. 2024/124; ECLI:NL:RBNN: 2023:5495.)

 

Mr. Gérard Koopal

Stichting Wetswinkel Almere
Senior jurist